In de scherpe sprankeling van vandaag, deze winterlucht, kan alles worden gemaakt, elke zin worden begonnen. Op de rand, op de drempel, op het keerpunt, lofzang voor het naar voren lopen in dat licht.
Dit is de laatste donkere dag voor Kerst. Ik sta op en veeg het vocht van het raam. De romanticus in mij kijkt naar buiten, hopend op een streepje blauwe lucht, een sprankje zon. Maar de wereld is een immens grijs schilderij. Vochtig ook, ik kan de grauwe verf bijna ruiken. Kleuren lijken te zijn verdwenen. Opgelost. Het maakt een tikje somber.
Gelukkig overwint mijn overtuiging om het maar gewoon te accepteren de somberheid en dan geeft deze grijsheid mij ook rust.
Ik kijk en zie het jaar dat bijna achter mij ligt. De mensen die ik heb ontmoet. Hun bijzondere verhalen die ik heb gehoord en gelezen. De verhalen die ik zelf vertelde. Soms schreef ik een verhaal.
Op al die momenten sta ik even stil. Verwonderd. Over wat ik zie. Hoor. Voel. Bij de ander. En bij mijzelf. Er gebeuren geen grootse dingen in zo’n stil moment. Er vinden geen revoluties plaats. Er worden geen wereldbestormende uitvindingen gedaan.
En toch ontstaat er iets. Iets lichts. Licht. In het midden. En het voelt heerlijk!
En wat ik ook probeer om er verder over te schrijven: hopeloos. zinloos. Maar gelukkig is er Elizabeth Alexander. Lees haar Lofzang voor de dag. Ervaar de stilte en voel het licht.
Fijne kerstdagen
Elke dag doen we onze dingen, lopen langs elkaar heen, vangen elkaars blik of niet, praten of maken aanstalten te gaan praten.
Overal om ons heen is lawaai. Overal om ons heen lawaai en doornstruiken, distels en herrie, met al onze voorouders op onze tong.
Iemand naait een zoom, stopt een gat in een uniform, plakt een band, repareert de dingen die gerepareerd moeten worden.
Ergens probeert iemand muziek te maken met een paar houten lepels op een olievat, met cello, gettoblaster, mondharmonica, stem.
Een vrouw en haar zoon wachten op de bus. Een boer bestudeert de veranderende lucht. Een leraar zegt: Pak je potlood. Begin.
We komen elkaar tegen in woorden, woorden stekelig of strelend, zacht of op hoge toon, woorden om te overwegen, te heroverwegen.
We steken zandpaadjes en snelwegen over die de wil van iemand markeren en dan van anderen die zeiden: Ik moet de overkant zien.
Ik weet dat het verderop beter is. We moeten een plek vinden waar we veilig zijn. We lopen datgene in wat we nog niet kunnen zien.
Zeg het ronduit: dat er velen gestorven zijn voor deze dag. Zing de namen van de doden die ons hier hebben gebracht, die de spoorwegen aanlegden, de bruggen bouwden,
het katoen en de sla plukten, steen voor steen de blinkende gebouwen oprichtten om die vervolgens schoon te houden en erin te werken.
Lofzang voor strijd; lofzang voor de dag. Lofzang voor elk met de hand beschreven bord; het passen en meten aan de keukentafel.
Sommigen hebben als motto: Heb je naaste lief als jezelf. Anderen: Doe voor alles niemand kwaad of Neem niet meer dan je nodig hebt. Stel dat het machtigste woord echt liefde is?
Liefde voorbij huwelijk, kinderen, vaderland. liefde die een steeds groter meer van licht verspreidt, liefde die geen preventie van grieven nodig heeft.
In de scherpe sprankeling van vandaag, deze winterlucht, kan alles worden gemaakt, elke zin worden begonnen. Op de rand, op de drempel, op het keerpunt,
lofzang voor het naar voren lopen in dat licht.
Elizabeth Alexander
