1
Johan vloekte een keer binnensmonds en voelde meteen een angst opkomen: ze willen me niet meer. Ik doe het niet goed. En daaroverheen de onrust dat hij weer op zoek moest naar een nieuwe klus.
Hij stond op. Hij is Johan. Johan Metser. Interimmer, zzp’er, interim financial of wat je er dan ook voor benaming aan wilde geven aan wat hij al meer dan 15 jaar deed. Dat opstaan deed hij uiteraard elke ochtend. Deze ochtend was anders. Er zat onrust in zijn hoofd. Waarom? Waar kwam het vandaan? Zoveel vragen elke dag in zijn hoofd. Deze ging hij niet beantwoorden. Nu niet. Eerst de ochtendhandelingen. Noodzakelijk voor een goed begin van de dag. Terwijl hij voor de spiegel zijn tanden poetste kwam het gevoel weer terug. Hij keek naar buiten. De lucht was grauw. Kale bomen die dof reflecteerden in het ochtendlicht. Zo had het er de afgelopen maanden steeds uitgezien. Het was ook zoals hij zich voelde: grauw, lusteloos, moe. Hij ging voor de kast staan en twijfelde tussen het grijze pak en de bruine krijtstreep. Meestal als hij er niet uitkwam koos hij voor het grijze pak. Meestal koos hij voor het grijze pak. Onopvallend. Neutraal. Wie hij was.
Het grijze pak dus. Gisteravond had hij een wit overhemd gestreken. Hij hield van de kleur wit. Wit was geen kleur, dat wist hij, toch was het zijn lievelingskleur. Neutraal. Onbevlekt. Een goed begin van de nieuwe dag. Hij vindt zich zelf een optimist. Probeert dat elke dag weer te zijn. Dat lukte hem meestal beter aan het begin dan aan het einde van de dag. Behalve vandaag.
Intussen had hij zijn tanden gepoetst, zijn pak aangetrokken en twijfelde hij nog tussen geen-das of wel-das. De keuze voor wel-das impliceerde meteen een volgende keuze: welke das. Vandaag besloot hij dat hij daar geen zin in had. Ja dat voelde goed. Geen-das. Bevrijdend. Goed voor de onrust in zijn hoofd. Die onrust…Nee. Hij sloot de gedachtestroom meteen weer af. Eerst ontbijt. De avond ervoor had hij alles al klaar gezet. Hij keek naar het stilleven van het bordje, het mokje en het bakje voor de onvermijdelijke muesli. Hij keek nog een keer. En besloot om het ontbijt over te slaan.
Verbaasd over dit spontaan opgekomen besluit, vergat hij de mail op zijn telefoon te checken. Hij pakte zijn koffer, draaide de deur van het slot en stapte naar buiten. Iets warms gleed over zijn rug. Verbaasd –alweer- draaide hij zich om en zag hoe de eerste zonnestraal van dit voorjaar in zijn gezicht scheen. Eigenlijk zag hij niets, want het zonlicht verblindde hem meteen. Hij knipperde een paar keer met zijn ogen en stond zich zelf toe om een moment te genieten. En daar stond hij dan. Johan, een kleine grijze man. Op een grijze galerij. Langs een grauwe flat. Alleen zijn hoofd verlicht.
De trilling in zijn binnenzak bracht hem weer terug in het moment. Het voelde bijna alsof hij opnieuw wakker werd, zo zeer had het warme zonlicht hem verdoofd. Hoe lang had hij hier gestaan? Hij haalde de telefoon uit zijn binnenzak. Op het scherm schoven 5 blauwe FB balkjes voorbij. Hij negeerde ze. De bron van de trilling bleek een sms te zijn. Een SMS?? Hij opende het bericht: Verlenging vanaf volgende week gaat niet door. Mijn secretaresse belt nog voor een afspraak. P.
P. was de directeur van de handelsfirma waar hij de laatste 3 maanden had gewerkt. Als financieel directeur. Freelance. Vorige week was naar hem nog de intentie uitgesproken dat zijn contract verlengd zou worden tot einde van dit jaar. En tot voor een minuut geleden leek het erop dat het geplande gesprek komende vrijdag slechts een formele bevestiging daarvan was. Niet dus. Met één lullige sms beëindigd. Johan vloekte een keer binnensmonds en voelde meteen een angst opkomen: ze willen me niet meer. Ik doe het niet goed. En daaroverheen de onrust dat hij weer op zoek moest naar een nieuwe klus. Nu wist hij ook wat hij die ochtend had gevoeld. Hij zag nu ook in zijn telefoon de mail aan de organisatie waarin zijn vertrek werd aangekondigd. Godverd….vloekte hij nu hardop.
Hij bleef aan de rand van de balustrade staan. Tuurde naar beneden. Zijn lichaam helde iets voorover. In een opwelling bedacht hij om er meteen helemaal mee te stoppen. Alle opdrachten en verzoeken van P. had hij altijd nauwgezet, direct en met grote overgave uitgevoerd. Daar werd hij ook om gewaardeerd. Dat wist hij zeker. Maar nu voelde hij zich aan de kant gezet. Afgedankt. Dat maakte hem boos. Lelijke dingen kwamen op in zijn hoofd. De overweging om te stoppen verbleekte er bij. Als financiële man had hij macht, dat wist hij. Maar hij was ook integer. En dus schoof hij alle irrationele gedachten onmiddellijk weer zakelijk terzijde. Al denkend was hij blijkbaar toch weer gaan lopen want voor zich zag hij de liftdeur net dicht schuiven. Hij liep door naar de trap en was met een paar lenige sprongen beneden. Met zijn 54 jaar was hij nog topfit. Daar was hij trots op. Stiekem hoopte hij dat de leuke buurvrouw van één verdieping lager dat ook een keer zou zien. Hij vond haar leuk. Hij dacht zij hem ook. Maar vanochtend stond zijn hoofd niet naar avances. Er moest gehandeld worden. God, het idee dat hij de hele zomer weer thuis zou zitten. Nog niet eens financieel, hij gaf bijna niets uit. Maar relationeel, dat vrat aan hem. Hé, deze laatste gedachte verbaasde hem zelf ook. Hij, de man van de spreadsheets en het rendement denken. Hij gaf misschien toch meer om mensen dan het oppervlakkig leek.
2
Stilte. Daar stond hij dan. Zijn lichaam boordevol adrenaline voor zijn eerste en laatste grote daad als kleine man. Fuck.
Hij zat achter het stuur van zijn half jaar oude Skoda Octavia. Nee, status daar gaf hij niet om. Wel om zo min mogelijk onderhoud en een mooie restwaarde. Maar dat woord –relationeel. Dat bleef rondtollen in zijn hoofd. Hij reed de snelweg op en terwijl het verkeer op de ring langzaam op gang kwam, staarde hij wezenloos voor zich uit. Op feestjes (nou, ja veel waren het er niet geweest de laatste jaren) zei hij altijd een tikje stoer dat hij interim manager was. Hij probeerde daar ook een klein beetje gezaghebbend bij te kijken. Vroeger keken mensen nog wel eens ontzagvol en met een licht onderdrukte angst –i n t e r i m m a n a g e r, zo, zo!- naar hem op. Ach die zielige loonslaven, dacht hij dan. De laatste tijd was de temende reactie als hij zich voorstelde echter steeds vaker: ‘O jaah, je bedoelt zeker dat je Zet-Zet-Pee’er bent.’ En als afmaker er achter aan: ‘Dat zijn toch de nieuwe armen?’ Omdat hij wist dat er ook jaren waren geweest dat hij maanden thuiszat, raakte hem dat meer dan hij wilde toegeven.
Onwillekeurig gaf hij meer gas. Het maakte hem boos als mensen zo over hem praatten. Zagen ze dan niet hoe hard hij werkte als hij in een opdracht zat? De kolossale fouten die hij vaak in de boekhouding aantrof? En hoe hij als hij wegging altijd een financieel strakke organisatie achterliet? Maar daar had P. (zijn directeur) nu dus zo maar een punt achter gezet. Hij was nog maar net begonnen! Verdomme. Hij gaf nog meer gas en voelde hoe een alles overheersend gevoel van onrechtvaardigheid uit zijn tenen omhoog kroop. Hij pakte het stuur steviger beet. Wat bezielde zo’n man om hem eerst drie maanden geleden met een grote veranderopdracht binnen te halen en dan nu –waarom, waarom in hemelsnaam?- dat zonder overleg te beëindigen. Het gaspedaal ging nog verder naar beneden. Zoef. Het S109 afslagbord flitste voorbij. Zijn afslag de afgelopen drie maanden. Het boeide hem niet. Wat had het allemaal nog voor zin? Johan voelde zich steeds kleiner worden ten opzichte van zijn woede. Hij was boos en tegelijk toch ook verdrietig.
Collega’s. Dat miste hij misschien wel het meest. Een onbenullig praatje op maandagochtend. Dagelijks mensen om je heen aan wie je je kunt ergeren en aan wie je je toch ook gaat hechten. Hij miste…opnieuw een afslag en zat nu op de A7 richting Hoorn. Hij keek op zijn teller: honderd-vijf-en-negentig! Hij had nooit geweten dat zijn Skoda zo hard kon. Ondanks zijn boosheid en verdriet kon hij een kleine grijns niet onderdrukken. Hij voelde zich eenzaam en toch ook sterk. Hij liet de ramen in de voorportieren naar beneden zakken en voelde hoe de wind al zijn gedachten uit de auto blies. De koude ochtendlucht in om af te koelen. Hij bleef leeg achter. In zijn rechterooghoek trok de Zaanse Golfclub in één groene streep voorbij. Ja, hij was er klaar voor. Hij wist niet meer hoeveel seconden geleden hij het besluit had genomen, maar het zat meteen al in zijn hele lijf. Hij was er leeg en tegelijk ook vol van. Het gaf hem een machtig gevoel nu dan één keer in zijn leven een 100% autonoom besluit te hebben genomen.
Met gierende banden draaide hij bij de afslag Purmerend Zuid er af. De weg maakte een flauwe bocht naar rechts en in die bocht- hij gaf weer extra gas. Er gebeurde niets. Hij trapte het pedaal tot op de bodem in. Weer reageerde de auto niet. De snelheid begon nu zelfs terug te lopen! Het plan in zijn hoofd stond echter vast en met een ruk aan het stuur draaide hij de weg af, naar links, naar de grote plas water. Op een sukkeldrafje hobbelde hij over het groene talud. En toen zijn voorwielen het water begonnen te raken hoorde hij hoe op dat moment de motor stopte met een laatste doffe plof. De auto reed nog een halve meter verder en liep toen vast in de zachte bodem. De voorwielen en de neus van zijn Skoda Octavia in het water. Stilte. Daar stond hij dan. Zijn lichaam boordevol adrenaline voor zijn eerste en laatste grote daad als kleine man. Fuck. Fuck Fuck! Te weinig benzine- Sukkel! Hij schreeuwde het uit. Hij liet zijn hoofd op het stuur zakken. Ontzettende sukkel. Heel hard huilen wilde hij. Maar het bleef bij een paar diepe snikken. Het zat vast. Alles zat vast. Hij. Zijn leven. Zijn auto.
Hij keek over het stuur naar hoe de neus van de Octavia net het kabbelende water raakte. Hij voelde een twijfelende lachstuip opkomen. Het diepe snikken ging voorzichtig over in een grinnik. Eigenlijk best humoristisch, deze situatie, dacht hij zijn allereerste bevrijdende gedachte. Zijn grinniken werd een lach. Johan richtte zich op. Zijn hele lijf begon te schudden van het lachen. Hij gooide zijn hoofd naar achteren, stootte het tegen het dak en moest nog harder lachen. Hij opende het portier, gooide zijn benen naar buiten en stond meteen tot aan zijn enkels in de modder. De kou sneed zijn adem af. Hij hikte een paar keer. Verbaasd? Verrast? Ontroerd? Zijn mond opende zich en hij schonk de wereld zijn eerste onvervalst vette schaterlach. Tranen rolden over zijn wangen.
Johan. Hij had zich zelf overwonnen. Hij wist wat hij vandaag ging doen. Eerst werken natuurlijk. En vanavond die heerlijke onderbuurvrouw uitnodigen voor een gezellige borrel bij hem op het balkon en dan maar zien wat er van kwam. De kleine man. Grote jongen!
3
Haar pumps klakten op de betonnen galerij. Ze voelde hoe de vochtige huid van haar borsten langs de stof van het ongestreken overhemd streek. De opwinding was nog steeds niet uit haar lichaam.
Schrijlings zat zij boven op hem. Ritmisch bewoog ze op en neer. Zijn ogen had hij dicht –waarover zou hij fantaseren, dacht ze. Even verlaagde ze haar ritme. Hij kreunde licht. Ze glimlachte en hield nog een keer in. Toen maakte ze haar laatste beweging en voelde hoe hij zich ontspande. Meteen liet ze zich van hem af rollen en richtte zich in één vloeiende beweging op. Met haar lange, nog steeds soepele, benen zette ze kracht en zonder zich te hoeven afzetten kwam ze omhoog. Het enige wat de man nog zag waren haar sierlijke billen die zich –licht trillend bij elke stap-haastten naar de badkamer. Alsof ze zijn blik voelde duwde ze meteen met haar hak de deur achter zich dicht en draaide hem op slot. De metalige klik van het slot ontspande haar. Gaf haar een gevoel van veiligheid. Nee, dat had niets te maken met wat daar net gebeurd was, maar….haar gedachten werden onderbroken door het beeld van zich zelf in de spiegel. Ze draaide zich half om en keurde haar eigen profiel. Met haar hand volgde ze liefkozend de zachte contouren. Een elektrische schokje trok pulserend door haar heen. Ze kreunde even.
Achter de deur hoorde ze hoe de man zich omdraaide en dat geluid bracht haar weer terug in het nu. Hij zou waarschijnlijk nog even blijven liggen, haar geur nog om hem heen, dan opstaan, zich aankleden en vertrekken. Haar achterlatend. Geen afscheid. Geen uitwisseling van wat dan ook. Het was goed zo voor haar. Ze gruwde bij de gedachte van het napraten, het toch nog even willen aanraken; trivialiteiten vond ze dat. Dat kwam ook te dichtbij. Zij leverde haar deel en dat was het. Ze vond het mooi om te zien hoe ze elke man, groot of klein geschapen, dominant of onderdanig, kantoorklerk of bouwvakker, aan haar spel kon onderwerpen. Haar eigen opwinding kwam, zoals ook nu, meestal pas achteraf. Maar ook daar was nu geen tijd voor realiseerde ze zich terwijl ze op de klok keek. “Shit”, siste ze tussen haar tanden, “nog maar een half uur voor de meeting van negen uur”. Ze zette de douche aan, stapte er onder en voelde hoe het warme water haar omhulde. Ja, ze had veel mannen gehad de afgelopen jaren. Ze zocht ze nooit op, ze vonden altijd haar. Ze liet het toe, meestal. Soms was ze kritisch, meestal boeide het haar niet. Ze vond zichzelf geen….nou ja dat woord dat ze liever niet gebruikte. Ze vroeg ook geen geld. Nee, dit was haar manier van relaties hebben. Het was makkelijk en ongecompliceerd. Voor haar dan. Omdat ze nooit sprak met de mannen die haar bezochten wist ze niets van hen. Net zo min als zij iets van haar wisten en dat vond zij prima. Nu en dan was er wel iemand die toch meer wilde. Meestal begon dat met iets willen weten. Al was het maar haar naam. Als die vraag kwam keek ze de betreffende vragensteller vernietigend aan en zei dan: “als je het met je eigen vrouw doet denk je toch ook aan een andere vrouw, dus wat als je nú eens aan je eigen vrouwtje dacht, ja?” Vaak was de directe reactie dan dat er daar beneden een acute verslapping optrad, wat haar dan weer deed glimlachen en bevestigen dat seks draaide om macht en dat zij in dit spel de onbetwiste meester was.
Door de beslagen doucheruit zag ze dat de wijzers van de klok intussen op bijna kwart voor stonden. Ze draaide de douche uit, schudde haar haren uit en liep druipend naar de deur. Ze luisterde nog één keer scherp: ze hoorde geen geluid meer. Ze draaide ‘m van het slot en liep in één rechte lijn naar haar kledingkast. Een korte, donkerblauwe kokerrok. Een wit overhemd. De stof plakte aan haar natte huid maar dat kon haar niets schelen. Ze wurmde haar vochtige voeten in een paar donkergrijze pumps, griste haar Claudio Ferrici tas van het dressoir, trok de buitendeur open en kon nog net met haar pink de sleutelbos van de kapstok steken. Haar pumps klakten op de betonnen galerij. Ze voelde hoe de vochtige huid van haar borsten langs de stof van het ongestreken overhemd streek. De opwinding was nog steeds niet uit haar lichaam.
Hoewel ze die kale betonnen brandtrap haatte, had ze geen tijd meer om op de lift te wachten, en besloot de vier verdiepingen naar beneden te voet af te leggen. Ze opende de deur naar het trapportaal. Een vreemd klossend geluid echode omhoog. Hoewel haar oren het wel registreerden, waren haar hersenen al bezig met het bepalen van een strategie voor de vergadering van 09.00 uur, en dus werd het opvallende auditieve signaal niet omgezet in een emotie en al zeker niet in een beeld. De ontzetting was des te groter toen ze bij de volgende bocht tegen hem opbotste. Hem. Johan. Net weer terug op aarde na een mislukte poging zijn leven te beëindigen. Zijn auto achtergelaten in een modderplas bij afslag Purmerend Zuid en zijn vorige leven eigenlijk ook. Al was dat aan de buitenkant nog niet te zien. Vol afgrijzen keek ze naar het hoopje mens voor zich. Schoenen en benen tot aan zijn enkels in de modder. Zijn haar als een doffe stralenkrans rond zijn glimmende, naar beneden gebogen hoofd. De lucht van slijk en oud zweet kwam zo indringend haar neusgaten binnen dat ze -onwillekeurig met haar handen wapperend- probeerde de penetrante geur van zich af te slaan. De sleutelbos, nog steeds gestoken aan haar pink, wapperde vrolijk mee totdat hij het hoofd van Johan hardhandig raakte. Hij slaakte een soort oerkreet, greep naar de bloederige plek en keek verdwaasd om zich heen waar deze aanval, deze onverwacht pijnlijke verstoring van zijn overpeinzingen hoe hij zijn leven opnieuw zou gaan inrichten, vandaan kwam. Hij hief zijn hoofd op en op dat moment kruisten hun blikken zich.
4
Ze voelde hoe haar lichaam meteen in opstand kwam tegen deze laatste gedachte. Het maakte haar nog meer aan het twijfelen. Ze wist toch altijd wat haar motieven waren, waarom ze de dingen deed zoals ze ze deed. Waarom dan nu die twijfel?
Hun blikken kruisten zich. In haar ogen – oh god haar ogen! Zo vaak door hem op afstand bewonderd, nu zo ontzettend opwindend voelbaar dichtbij- was het donker en licht op hetzelfde moment. Iets er in, in haar, was gebroken. Slimme ogen. Overlevende ogen. Irissen craquelerend van groen naar amber en alles daar tussen in.
Al die stukjes verleden zag hij, wist dat zij zag wat hij zag en voelde een diepe, rauwe behoefte om met haar te versmelten. Nu. Hier op deze trap. Hij liet zich overmeesteren door haar kwetsbaarheid, direct en zonder schaamte. Liet zich meevoeren in haar spel, haar beloftes -niet uitgesproken wel aanwezig- haar voelbare oneindig trouwe liefde (waar kwam die vandaan?), haar compassie voor alles wat hij was en had willen zijn. Hij voelde hoe hij zich door haar kracht, haar pure vrouwelijke oerkracht, hoewel ook met sporen van woede, diepe woede, in haar schoot liet drijven. Hoe zij hem opwond en tegelijk ook geruststelde. Hoe… Haar stem, sarcastisch, doorboorde feilloos en onherroepelijk zijn droom: “Uit welke stinkende riool ben jij in godshemelsnaam gekropen?” Haar blik: Eerst nog zo verlangend, zo zacht; nu opeens zo hard. Verwarrend.
Parallel aan het uitspreken van de zin voelde ze spijt. Medelijden met de man voor haar (had ze hem niet eerder gezien? woonde hij niet een verdieping boven haar? Ja, ze had hem al een paar keer naar haar zien gluren, op zo’n hongerige, bezitterige manier. Wanneer ze terugkeek wendde hij zijn blik snel af. De lafaard!). Maar nu bleef hij haar aankijken. De zachte gloed die ze een paar seconden geleden dacht te zien was nu verdwenen en had plaatsgemaakt voor angst. God wat haatte ze mannen die bang voor haar waren. Ze was aangetrokken door die gloed in zijn ogen, die was mooi, verwachtingsvol, hoewel ook hongerig. Altijd weer die honger. Die platte behoefte aan lichamelijk contact. Nee, ze was nooit bijzonder kritisch ten opzichte van ‘wat’ er met haar naar bed wilde, maar deze looser: Nee. No way.
En toch. Er was iets in zijn houding, zijn blik, afgezien van die laffe angst dan, dat haar triggerde. Haar nieuwsgierig maakte. Ze merkte dat ze twijfelde over de drijfveer van haar nieuwsgierigheid: was het boosaardigheid en wilde ze hem ontmaskeren als de zoveelste geile bok die zijn lusten op haar wilde botvieren? Of was het oprechtheid (wie kende zij eigenlijk die oprecht naar haar was?) en wilde ze meer? Maar meer van wat? Een relatie? Dieper contact? Ze voelde hoe haar lichaam meteen in opstand kwam tegen deze laatste gedachte. Het maakte haar nog meer aan het twijfelen. Ze wist toch altijd wat haar motieven waren, waarom ze de dingen deed zoals ze ze deed. Waarom dan nu die twijfel? Ze voelde de strijd in haar lichaam en hoe onzekerheid en kwetsbaarheid razendsnel bezit van haar probeerden te nemen. Net op tijd overwon haar ratio de twijfel en hoorde ze zich zelf, hoewel nog met een lichte trilling in haar stem, tegen hem zeggen: “Nou vooruit dan, misschien moesten we maar eens afspreken om nader kennis te maken”. Er lag een zweem van valsheid over die laatste paar woorden en ze wist dat ze haar lichaam en geest weer onder controle had. “Vanaf acht uur vanavond ben ik thuis”, vervolgde ze zakelijk haar monoloog. “Ik woon op no. 24”. Hoewel deze informatie over tijd en plaats in een normaal gesprek de opmaat is naar een uitnodigende zin, begon ze meteen de trap verder af te dalen, gewend als zij was om enkel opdrachten te geven en niet te wachten op antwoorden en al helemaal niet op tegenwerpingen. Tijdens het passeren voelde zij de spanning in zijn lichaam. Zijn mond ging heel langzaam half open alsof er toch een antwoord kwam op de ongestelde vraag. Ze hield 1 seconde in, misschien verbaasd door wat ze dacht dat er ging komen, maar het enige dat kwam was een heel dun straaltje speeksel uit zijn linker mondhoek. “Haha”, lachte ze geluidloos en keerde hem triomfantelijk de rug toe. Mannen! Het enige dat ze willen is hun sappen met mij delen, vervolgde ze in gedachten. Jij denkt dat je vanavond op mij los kunt gaan, hè? Na vanavond zal losgaan een hele andere betekenis voor je hebben….En kittig stapte ze verder de trap af op weg naar haar meeting van 09.00 uur.
Hij zag alleen nog haar rug. Het zinnetje ”ik woon op no.24” dreunde nog na in zijn hoofd. Hij was compleet verward. Op deze toch al zo ingewikkeld begonnen dag. Net, een paar seconden geleden, had deze bijzonder aantrekkelijke vrouw hem, een uitzonderlijk onaantrekkelijke man, uitgenodigd. “Om-nader-kennis-te-maken”. Hij herhaalde de woorden één voor één, zacht voor zich uitsprekend. Hij probeerde de betekenis van deze zin tot zich door te laten dringen. Maar waarom ik? Was al snel de volgende vraag. Zij kan toch elke man krijgen die ze wil? Hij keek nog maar eens naar onderen, als om bevestiging te zoeken voor zijn onaantrekkelijkheid, en zag hoe de modder intussen was opgedroogd en zijn beide broekspijpen tot een soort versteende harmonica had omgevormd. “Godver, ik zie d’r echt belachelijk uit!”
Of….misschien doet ze dit vaker met mannen, was zijn volgende gedachte die hij meteen weer als belachelijk terzijde schoof. Nee, probeerde hij zich zelf te overtuigen, zo’n type vrouw lijkt zij mij niet. Om daarmee onbewust zich zelf ook te upgraden van de positie van one-night-stand naar…ja, naar wat eigenlijk? Een serieuze partner voor een relatie? Voor de tweede keer vandaag moest hij lachen, al bleef het nu beperkt tot grinniken. Een relatie? Hij? Met haar? Deze strakke vrouw waar de carrièredrift van afstraalde? Hahaha! Misschien wilde hij haar redden? Uh? Waarvan in hemelsnaam? En waar kwam deze absurde gedachte vandaan? Even was de wens om samen te smelten weer terug. Slimme ogen. Overlevende ogen. De puzzel van gevoelens en behoeften die hij aan zich zelf toekende en dacht te zien bij haar (verdomd ik weet niet eens hoe ze heet!) begon steeds complexer te worden. “Raadselachtig”, mompelde hij. “Raadselachtig”, herhaalde hij, voelde voorzichtig aan de intussen zachte korst op zijn hoofd en kloste verder naar boven.
5
Alles leek eerst op en neer te bewegen en begon toen met een middelpuntvliedende kracht in één vloeiende beweging om haar heen te draaien, met alleen het gezicht van Alice als een rustgevend middelpunt
Het leek alsof de ontmoeting iets in haar had veranderd. Alsof er een heel klein, maar systeembepalend radertje één positie was verplaatst. Zenuwachtig keek ze op het beeldschermpje van haar telefoon: 08.48. Die hele ontmoeting van daarnet had niet meer dan 2 minuten geduurd. Ze was nog steeds op tijd. Dat ging goed. Terwijl ze aan de vijf minuten wandeling naar het kantoorpand in Amsterdam-Noord begon, probeerde ze zich weer te concentreren op de MT vergadering. Er moest een belangrijke investering gedaan worden: de markt voor uitzendkrachten trok eindelijk weer aan en als verantwoordelijk regiodirecteur vond ze de dekkingsgraad van de drie kantoorpanden in haar regio, de regio Noord-Holland, te laag. Ze passeerde de supermarkt aan haar linkerhand. Deze was nog dicht. Voor de ingang stonden een paar vrouwen met lege karretjes te wachten. Waarop? Waarom staan ze daar? Als ze 5 minuten later van huis waren gegaan konden ze toch zo naar binnen? Wat een zinloosheid. En wat een zinloze gedachten! Ze had haar financiële man gevraagd om samen met één van de 3 kantoordirecteuren naar geschikte locaties voor uitbreiding met een vierde pand te kijken en met een financieel voorstel te komen. Zij wist dat alle drie de directeuren zaten te loeren op uitbreiding van hun kleine koninkrijkje. Zij wisten ook dat zij wist dat er nog steeds een vacaturestop was binnen de organisatie en dat dit betekende dat één van hen de verantwoordelijkheid zou krijgen over het nieuwe kantoor.
Ze stak de straat over. Voor haar lag het Baanakkerspark. De top van het kantoor –glas, staal, beton- schemerde 300 meter verderop door het lichte voorjaarsgroen. Gek. Het paste helemaal niet bij elkaar: Dat koude kantoor met dat natuurlijke groen. GEEN zin in dat kantoor. Die saaie pakken. Al dat gevoelloze ‘weten’. Huh? Wat was er aan de hand? Waren dit háár gedachten? Het leek alsof de ontmoeting iets in haar had veranderd. Alsof er een heel klein, maar systeembepalend radertje één positie was verplaatst. Alsof daardoor alles in haar vanaf dàt moment (nu pas 3 minuten geleden) anders was gaan lopen. De wind waaide langs haar gezicht. Ze voelde een lichte huivering en rook het eerste voorjaarsgroen. Terug naar de meeting, dwong ze zich zelf weer in de realiteit. Ze had wel zo‘n idee wie de ideale kandidaat voor dat nieuwe kantoor was: de directeur van kantoor Alkmaar. Alleen had haar financieel directeur daar een andere visie op. Hij dweepte met de directeur van het kantoor in Den Helder. Dat was lastig. Om meerdere redenen. Uiteraard had zij het mandaat in het toekennen van posities en verantwoordelijkheden, maar hij had zo zijn lijntjes naar de board en zij wist (alweer dat weten) dat als ze zijn advies zou negeren, er de volgende dag er een mailtje in haar inbox zou zitten. En als ze die niet snel zou beantwoorden de dag erna iemand op haar voicemail zou staan en…
Een bankje. Aan de rand van het park. Vreemd, was haar nooit eerder opgevallen. Hier liep ze toch elke dag langs? Aan de overkant van de straat stond het kantoor haar grijnzend op te wachten. Ze zag de receptioniste achter de balie zitten, de binnenkomende plukjes collega’s goedemorgen wensend. Altijd vrolijk die Alice. Leuke vrouw ook trouwens. Ze voelde dat ze even moest gaan zitten. Nog 4 minuten. Dat is trouwens best lang om op een bankje te zitten als je nooit op bankjes zit. Ze ging zitten en liet haar hoofd op de rugleuning rusten.
Het hout in haar nek voelde warm aan. Ze dacht weer even aan hem. Aan die ontmoeting. Haar hart maakte een klein sprongetje toen ze aan de afspraak van vanavond dacht. Nou, nou, nou. Gewoon weer zoals altijd, toch? Probeerde ze zich zelf terug te brengen in haar oude patroon. Maar de twijfel was hardnekkig en de opkomende emotie behoorlijk consistent. Verdomd Myr, wat is er met je aan de hand? We gaan nu toch niet opeens het gevoelige meisje uithangen, hè? Ze schrok van de scherpe toon in die laatste gedachte. Alsof ze haar moeder weer hoorde. Twintig jaar eerder. ‘s Ochtends. Ze was net de slaapkamer van haar ouders binnengerend. Ze schrok op uit haar gedachten.
Een scherpe tik.
Ze keek omhoog naar de ruisende bomen boven haar. Zo oneindig rustgevend dat geruis. Weer die tik, nu een paar keer achter elkaar. Nee, het kwam niet uit de bomen boven haar. Verdoofd, alsof ze uren diep had geslapen, richtte ze haar hoofd op. Nee, het geluid kwam van voren. Uit haar eigen kantoor! Het was Alice! Haar vriendelijke gezicht één brede glimlach en daaronder die hand die ongeduldig op het raam tikte. Ze keek op een denkbeeldig horloge en stak 1 vinger op. Verdomd. Acht uur negenenvijftig. Nog 1 minuut. De vergadering! Ze probeerde op te staan, maar haar benen weigerden. Ze drukte zich nog een keer omhoog, voelde hoe ze bijna weer terugviel, maar toen heel langzaam haar evenwicht hervond. Ze had het gevoel dat ze als een oude vrouw de straat over strompelde. De draaideur. Was die altijd zo stroef? Een kort zoeven; aanzuigende lucht en dan in één keer: een kakofonie van baliegeluiden, gerinkel van lepeltjes tegen koffiekopjes van wachtende bezoekers, ritselende kranten, rinkelende telefoons: het vermengde zich in haar oren tot één kolkende ruis van zakelijkheid; van ratio’s, KPI’s, inputs en outputs; van alles moeten en niks mogen weten. Alles leek eerst op en neer te bewegen en begon toen met een middelpuntvliedende kracht in één vloeiende beweging om haar heen te draaien, met alleen het gezicht van Alice als een rustgevend middelpunt. Ze zag haar mond bewegen. Wat zegt ze? Waarom hoor ik haar niet? Heeft ze het tegen mij? Ik moet naar die vergadering verdomme. Het is 1 minuut voor negen.
Een gevoel van paniek overviel haar: Ik weet niet meer waar de lift is. Hoe kom ik op de 6e verdieping? Opeens zag ze vóór haar tussen alle draaiende beelden toch iets dat bekend leek. Het was de vage schim van iemand die voor haar uit liep. Die licht gebogen rug. Dat iets te lange blonde haar. Dat kende ze. Dat was toch…Het wás Fred. Haar financieel directeur. Ze zag haar hand zich uitstrekken. De afstand tot zijn schouder leek eindeloos, maar op het moment dat ze hem aanraakte en hij zich half naar haar omdraaide, stopte alles meteen met draaien, kwam het geluid weer in normale proporties terug en zei hij zo heerlijk ontnuchterend: “Hey Miertje (die verdomde denigrerende koosnaampjes van hem ook altijd), ook te laat van huis vertrokken?” Ze haalde diep adem. Voelde hoe ze zich zelf weer redelijk onder controle had en antwoordde zo oppervlakkig mogelijk: “Ja, ja, door m’n wekker heen geslapen”. Ze stapten achter elkaar de lift in en draaiden zich bijna synchroon 180° om. De deuren gleden voor haar dicht. Even bewogen ze samen geluidloos naar boven, hun gezichten naar de liftdeur gericht. Net toen ze er van overtuigd begon te raken dat ze de controle weer helemaal begon terug te krijgen, hoorde ze achter haar hoe hij zijn keel schraapte en zei: “Wat deed jij eigenlijk op dat bankje voor het kantoor?”
6
Ja, hij was stom geweest. En zwak. En onverantwoord. De oppas van zijn kinderen. Negentien was ze, misschien net twintig.
Johan liep de trap op naar de vijfde verdieping. Tree voor tree. Alles wat er een paar minuten geleden was, leek nu verdampt. Haar geuren. Haar kleuren (die ogen!). Haar vormen. Zelfs zijn diepe verlangen om met haar te willen versmelten leek al weer te vervagen. Toch was alles aan haar zo heftig -zelfs zijn gedachten aan haar- dat het zonder haar opeens vreselijk leeg voelde. Hij voelde aan de droge adem in zijn keel dat hij zijn mond nog steeds open had en voelde nu ook pas het straaltje kwijl langs z’n kin. Geschrokken en ook geïrriteerd veegde hij het vocht met de rug van zijn hand weg. Hij rook de geur van zijn eigen zure adem, vermengt met oud zweet en het slijk uit de plas waar hij zijn auto had achtergelaten. Hij rilde. Even leek het alsof hij de hernieuwde levensenergie van vanochtend weer kwijt was. Alsof alles weer als een grauwe en natte sluier over hem heen viel. Alsof hij nu niet meer zonder haar kon, haar nodig had. Maar waarvoor in hemelsnaam? En waar kwam deze stompzinnige afhankelijkheid opeens vandaan? Hij, de zelfstandig interim manager. Een echte financial. Die altijd uitstraalde dat hij onafhankelijk was van alles en iedereen. Hij die zich niet wilde binden. “Niet meer wilde binden”, corrigeerde hij zich zelf. Hij stak de sleutel in de deur van zijn appartement, draaide het slot om en zwaaide de deur open. Gek, het was alsof hij thuiskwam in een vreemd huis. Het rook er naar oude mannen. Naar hem zelf?! Hij schrok van de gedachte. Hij keek rond in wat de afgelopen 10 jaar zijn thuis was geweest. Zijn uitvalsbasis voor een lange stroom van interim opdrachten. “Thuis, ja.” Hij sprak de woorden langzaam uit. Ze bleven als twee lege wolkjes hangen in de dikke lucht. Hij had hier in het verleden ook hele andere beelden bij gehad, bij dit woord “thuis”. Tien jaar geleden, voordat hij hierheen was verhuisd. Maar eigenlijk nog meer de 10 jaar daarvoor.
Hij schopte zijn modderschoenen en -broek uit en liep in zijn onderbroek naar de badkamer. Er was ooit een vrouw in zijn leven. Hij had van haar gehouden. Hij hield nog steeds van haar. Die laatste gedachte maakte hem even intens verdrietig. Hij had het verkloot. Alles. Hun relatie. Hun vriendenkring. Hun kinderen ( ). Hij hapte even naar adem. Janneke en Bobbie. Ze zouden nu wel ongeveer 20 en 22 zijn. Tien en twaalf toen hij door Sylvia, nu zijn ex, het huis werd uitgetrapt. God wat was ze furieus. Een soort oerwoede die maar op één ding was gericht: hem zo ver mogelijk houden van haar en haar dochters. Hij draaide de douche aan en het klaterende water bracht hem weer terug naar het nu: Hij moest zorgen dat hij een auto had om naar kantoor te kunnen rijden. Hij moest zorgen dat z’n eigen auto weggesleept zou worden. Hij moest…Hij moest zoveel! Zijn telefoon rinkelde. Hij twijfelde: kijken wie er belde of gewoon eerst maar douchen? Met iets van de vastberadenheid waarmee hij vanochtend besloot om aan zijn nieuwe leven te beginnen, negeerde hij het gerinkel, trok de douchedeur open en stapte onder de warme straal water. Zijn gedachten gingen terug naar dat moment, 10 jaar geleden. Ja, hij was stom geweest. En zwak. En onverantwoord. De oppas van zijn kinderen. Negentien was ze, misschien net twintig. Maar wat maakte dat eigenlijk uit? Hij kwam die avond eerder thuis, een vergadering die niet doorging of zo, hij was vergeten wat de aanleiding was. Zijn kinderen lagen al op bed. Zij zat op de bank, onderuitgezakt. Waar ze altijd zat als ze bij hen oppaste. Haar lange slanke benen schuin op de stoel voor haar. Ze keek tv. Een beetje verveeld. Even hadden ze elkaar aangekeken. Heel even maar. Maar het was net iets te lang. Er was iets broeierigs in die blik van haar. En hij liet merken dat hij dat zag. Eerste fout. Hij was naast haar gaan zitten. Tweede fout. Hij bekeek haar van op zij, wist dat zij wist dat hij naar haar keek en voelde het verlangen om haar aan te raken. Hij legde zijn hand op de binnenkant van haar bovenbeen. Derde fout. Zij draaide haar hoofd naar hem toe. Wat was er in die blik? Verlangen? Angst? Puberale onzekerheid? Hij kuste haar. Eerst op haar wang. Ze draaide haar hoofd naar hem toe. Gulzig. Hij kuste haar mond. Vierde en fatale fout. Opeens was hij met haar in de slaapkamer. Ze had zich voor hem uitgekleed en was poedelnaakt op het bed gaan liggen. Hij schrok van haar prille, jonge lichaam. Van de overgave waarmee ze zich aan hem aanbood. Hij twijfelde, voelde hoe fout dit was. Hij voelde ook hoe twee handen –zijn handen!- zenuwachtig bezig waren zijn overhemd los te knopen. En zo stond hij daar, zijn beginnende 40+ buikje en ongetrainde bovenlichaam ontbloot, zijn broek nog net niet op zijn enkels, toen hij de sleutel in de voordeur hoorde. Nee! Dit kan niet! Hij versteende. In zijn verbeelding zag hij hoe Sylvia vanuit de gang de huiskamer in liep. Hoe ze verbaasd keek naar de lege bank en de tv die nog steeds aan was. Hij voelde haar onrust groeien. Haar angst voor wat ze zou aantreffen. Hoorde haar voetstappen in de gang. Hoe ze de deur open zwaaide, hoe ze niet wilde zien wat ze zou gaan zien, maar wel zag. Hoe hij in één milliseconde al haar vertrouwen verloor. Al die jarenlange opgebouwde liefde en trouw. Hoe zij….Zijn telefoon rinkelde opnieuw. Opstandiger dan de eerste keer leek het wel. Het redde hem van het meest beschamende deel van deze herinnering. Voor nu dan. Hij draaide de douche uit, droogde zijn handen haastig af en kon nog net op tijd het groene pictogrammetje op het scherm van de telefoon aanraken. “…ergetn…..aast…akn….nu..” Hij bracht de telefoon naar zijn oor en herkende nu de stem van P. zijn opdrachtgever, de directeur van het bedrijf waar hij als financieel interim directeur de afgelopen maanden een opdracht deed. Een opdracht die dus volgende week zou aflopen. Dat had hij vanochtend om zeven uur gehoord. Of nee: gezien in een SMS. Even voelde hij zijn oude woede weer opkomen, maar de stem van P. bracht hem meteen weer bij zinnen: “….ieuwe opdracht.” NIEUWE OPDRACHT! Er ging een soort magie uit van die twee woorden. Voordat hij had kunnen reageren ging P. staccato al verder: “ …Nieuwe activiteit. Kunnen en mogen we nog niets over naar buiten brengen. Ik wil dat jij deze kar gaat trekken Johan. Greenfield opzetten. Professionals inhuren. Het hele financieel plaatje, P&L, bowshot 2018. Je snapt het wel hè?” Voordat hij kon antwoorden ging P. al verder: “ Je hebt om 16.00 uur vanmiddag afspraak op HQ in Antwerpen met de VP New Business Development. Daarna gaan jullie hapje eten, houden die Belgen van. Duidelijk, jah?” “ Ja, ja.” Stamelde hij. “Maar, uh….”. “De rest regel je maar met PZ.” Klik. Verbaasd keek hij naar zijn telefoon. Alsof dit zwarte doosje opeens een eigen leven was leiden. Als een soort orakel tot hem had gesproken. “Mmmm….n-i-e-u-w-e o-p-d-r-a-c-h-t” Hij proefde de woorden nog eens op zijn tong. Voelde de energie terugstromen in zijn lichaam. Keek naar zich zelf in de spiegel, zag zijn grijze haren. Hoe ze zich wild hadden gegroepeerd rondom de korst op zijn hoofd. Korst? Uh? De onderbuurvrouw! De ontmoeting op de trap! Haar uitnodiging…voor vanavond! “Dat moet dan maar even wachten”, zei hij gemaakt stoer. Hij deed het medicijnkastje open, pakte de tondeuse eruit en zette ‘m zonder aarzelen en zonder voorzetstukje op zijn hoofd. De grijze lokken dwarrelden als sneeuwvlokken naar beneden. Hij keek naar zijn gemillimeterde hoofd en voelde zijn kracht terugkomen.
7
Ze liep de vergaderruimte binnen en ging zitten aan het hoofd van de ovaalronde kersenhouten tafel. De woorden van Fred, haar financieel directeur, Wat deed jij eigenlijk op dat bankje voor het kantoor?, dreunden nog na in haar hoofd. Ze had geen zin gehad om te antwoorden. Het had ook geen zin om te antwoorden. Ze wist zelf ook niet meer waarom ze op dat bankje voor het kantoor was gaan zitten.
Iedereen was er. Links van haar Harm en Joost, de twee kantoordirecteuren van Alkmaar en Amsterdam. Beiden begin dertig. Slimme, goed ogende mannen. Juiste pak, juiste das. Riem en schoenen op elkaar aangepast. Tikkie saai dus maar beiden professionals in hun vak en toch ook nog genoeg oog voor de menselijke maat. Rechts van haar, aan de andere lange zijde, Fred en rechts van hem Patrick, kantoordirecteur Den Helder. Ook een vakman, maar ook een ongelooflijke control freak. Hij zou zo de rol van Fred kunnen overnemen, vaak was hij hem ook een slag voor, ware het niet dat leidinggeven voor Patrick dé manier was om aan de wereld zijn macht te laten zien. Hij was in de ogen van Fred dé kandidaat voor het nieuw te openen kantoor in haar regio. Misschien nog wel het meest omdat Fred bang was om overvleugeld te worden op zijn eigen positie en hij door het steunen van deze benoeming Patrick meer op afstand kon houden. Patrick was niet de kandidaat van Myrna. Dat was Harm. Nou ja, eigenlijk nog liever Joost. Ze hield wel van zijn bravoure. Een beetje dat stoere haantjes gedrag. Harm – ja wat wil je met zo´n naam- was eigenlijk te keurig. Té volgend. Probeerde haar altijd te pleasen. Maar ze wist ook dat hij haar aantrekkelijk vond. Door de manier waarop hij naar haar keek. Na oogcontact altijd even die ultrakorte verlangende blik naar beneden, naar haar borsten. Mooi hoe ze hem daar steeds weer op kon betrappen. Ja dat was het: ze had Harm meer in haar macht dan Joost. Daarom was hij haar kandidaat. Opwindend gevoel.
Helemaal aan de andere kant, tegenover haar, Bobbie. Bobbie! Haar toegewijde PA. Bobbie, professional in hart en nieren. En in de rest van dat goddelijke lichaam van d’r. Probeerde haar altijd één stap voor te zijn, daar hield ze van. En ze hield vast nog wel van veel meer dingen…Blond, platinablond. God, als ze ooit nog overwoog om een keer met een vrouw het bed te delen, dan stond Bobbie met stip bovenaan de lijst. Die ondeugende ogen, die…KOM OP MYR riep ze zich zelf tot de orde. Geen tijd voor geile gedachten. Er moet gehandeld worden het komende uur. Een lastig schaakspel met als inzet het management van het nieuw te openen kantoor.
Nauwkeurig scande ze de gezichten aan de tafel. Harm hield zijn blik strak gericht op Fred. Alsof hij wist dat de oplossing daar vandaan kwam. Ze merkte dat haar dat irriteerde. Waarschijnlijk omdat het ook zo was. Joost naast hem, zat verveeld in zijn koffie te roeren. Hij keek naar iets achter Patrick, niet gefocussed. Hij wist dat hij niet op de nominatie stond. Het runnen van een groot kantoor in een dynamische markt als die van Amsterdam was al een uitdaging op zich. Bobbie keek haar aan. Onderzoekend? Afwachtend? Verlangend?! Haar aandacht werd getrokken door het gefluister rechts van haar. Patrick en Fred bespraken iets wat de rest niet mocht horen, maar wat blijkbaar erg grappig was gezien hun onderdrukte lachen. Patrick keek een paar keer in de richting van Harm op een manier alsof hij een vervelende vlieg was die op de rand van zijn bord zat en die hij er zo vanaf ging meppen.
Ze onderdrukte het weeïge gevoel in haar buik. Ze wist dat dit het begin van angst was. Angst voor de kantoordirecteur Den Helder. Ze had hem ooit zelf aangenomen. Toen, in het sollicitatiegesprek was er een klik. Ze was gecharmeerd door zijn zelfverzekerde uitstraling, zijn overtuiging dat hij gestelde doelen kon realiseren. En ja, inderdaad liet hij de afgelopen jaren de sterkste groei zien van de drie kantoren. Én de hoogste winst. Daarom liep Fred ook zo achter hem aan. In het begin had ze dit heerlijk gevonden: eindelijk weer iemand die ze niet in zijn nek hoefde te hijgen, die zelf ambitieuze targets formuleerde en ze vervolgens ook nog haalde of zelfs overtrof. De keerzijde van dit succes was dat er in zijn regio altijd ‘grensconflicten’ waren. Het ging soms maanden goed, maar zeker de laatste tijd ging er geen week voorbij of ‘Amsterdam’ of ‘Alkmaar’ hing bij haar aan de lijn om hun gal te spugen over die ‘klootzak’ van een Patrick die voor de zoveelste keer een van zijn accountmanagers naar een van hun klanten had gestuurd. Als zij hem daarover aansprak in het MT verliep de discussie volgens een vast patroon: Hij vond dat Harm en Joost zaten te slapen en de omzet lieten wegkapen door de concurrent. “Willen we dat?”, vroeg hij dan retorisch en keek naar zijn beide collega’s die zijn zelfverzekerde blik niet anders dan ontkennend konden beantwoorden en met ingehouden woede en frustratie vooral beterschap beloofden. Hij had dan zo’n koud harteloos lachje dat ze heel erg haar best moest doen om niet mee te gaan in de angst die dat bij haar creëerde. Hij keek vervolgens haar aan met een blik die zei: “en hoe dacht jij dit nu vervolgens als verantwoordelijk REGIODIRECTEUR allemaal te kunnen managen?” Ze voelde hoe hij met deze blik haar positie in twijfel trok. Hoe hij bezig was om…
”Miertje? Miertje! MIERTJUH!!”
“Uh!” Ze schrok op uit haar angstige gedachten. “Miertje, schat”, vervolgde Fred zijn interventie, “we moeten nu toch echt beginnen met de meeting hoor”. Ze hoorde de neerbuigende toon in zijn stem en moest zich inhouden om niet meteen een bijtende opmerking terug te maken. Een conflict. Daar was hij op uit. Dat was zijn strategie om haar te neutraliseren, om haar positie te ondermijnen. Samen met die klootzak van een Patrick.
Ze keek nog eens naar Harm, haar troefkaart. Zoals hij daar zat. Echt een aardige vent. Deed verschrikkelijk zijn best, maar mistte eigenlijk gewoon ballen. En streken.
Gek. Het was alsof ze nu pas de film zag waarin ze terecht was gekomen. Een B-film. En nog een slechte ook. Wat deed ze hier eigenlijk in haar korte rokje zonder slipje en witte blouse zonder BH? Was zij de regisseur van dit circus? Wilde zij hier nog langer de regisseur van zijn? Ze schoof haar stoel ongemerkt een centimeter naar achteren. Het viel de heren die intussen met z’n vieren ergens heel hard om moesten lachen (“om mij?” flitste door haar hoofd) niet eens op. Bobbie wel. Haar grote hemelsblauwe ogen (“god, als ik daar toch in mocht verdrinken..”) gingen nog iets verder open. En keken haar doordringend aan. Dit kon toch niet het begin van het einde van haar leven zijn? Deze nep-wereld van verdeel-en-heers. Ze voelde dat ze op het punt stond om een besluit te nemen, een onomkeerbaar besluit. Ze schraapte haar keel. Vier mannenblikken draaiden instantaan naar haar toe. Ze voelde hoe ze haar bekeken. Keurden. Goedkeurden. Ze voelde hun honger. Hun honger naar haar, maar ook naar macht. Haar macht. Haar gevoel van dominantie keerde even terug. Haar gevoel deze mannen met haar vrouwelijkheid te kunnen bespelen. Een glimlach gleed over haar gezicht. De mannen bleven haar aankijken.
Ze keken toch naar haar? Of naar iets achter haar? Ze had niet gehoord hoe de deur van de vergaderzaal was opengegaan. Hoe er iemand was binnengekomen en achter haar was gaan staan. Hoe die iemand geruisloos een pas achteruit had gedaan toen zij haar stoel naar achter schoof. Die iemand legde nu een hand op haar schouder. Ze schrok, maar bleef strak voor zich uitkijken alsof ze de aanraking, zijn aanwezigheid had verwacht.
Het was Crijns. Sjef Crijns, voorzitter Raad van Bestuur. Een onvervalste Limburger. Klein, gedrongen postuur. Rozezachte wangen. Pretogen. Zachte stem en zachte “g”. Allemaal uiterlijke misleiding want daaronder zat een harde, gehaaide zakenman die niet geïnteresseerd was in jou en wie jij bent, maar enkel in wat jij voortbrengt en oplevert voor de organisatie. Zakelijk gezien nog niet eens zo’n verkeerde instelling.
De druk van de hand op haar schouder nam iets in kracht toe. Subtiel, maar genoeg om haar te laten merken dat ze in beweging moest komen. Aarzelend begon ze haar stoel naar achter te schuiven en probeerde zich half omdraaiend overeind te werken. De hand rustte echter nog steeds op haar schouder en bracht haar uit evenwicht. Wankelend viel ze half tegen Crijns aan. Ze rook zijn aftershave. Ze voelde hoe zijn spieren zich aanspanden om haar op te vangen. Ze voelde ook heel even de prikkeling van het lichamelijk contact. Hoe zijn arm haar borsten beroerde. Hoe ze dacht dat hij het ook voelde. Hij ving haar op. “Myrna krijgt vanaf vandaag een special assignment”, was de tekst die zonder emotie uit zijn mond rolde. “Fred, regel jij met de mannen dat de zaak op de rit blijft?”
“De zaak? De ZAAK??” wou Myrna uitroepen. “Mijn regio zul je bedoelen. Mijn zorgvuldig opgebouwde, met veel bloed, zweet en….” Voordat ze haar gedachten verder kon vormgeven onderbrak Crijns haar: “Myrna, loop je met mij mee?” Zonder om te kijken volgt ze zijn commando en verlaat zwijgend de zaal.
