Het begin
Ze hadden afgesproken op een terras. Buiten, in de laatste herfstzon. Na lange tijd. Gewoon. Om weer eens bij te praten. Zo’n afspraak die een beetje rommelt tussen zakelijk en privé in. Zoiets begint op het werk. Als collega’s. Je vindt elkaar aardig. Maar wel als collega’s. Ook een soort bescherming, een scheidslijn die je niet overtreedt. Die zij in ieder geval toen, toen ze nog collega’s waren, niet wilden overtreden. Getrouwd. Allebei. Gelukkig?
Daarvoor
Zij ging qua werk iets anders doen, hij uiteindelijk ook. Maar de aantrekkingskracht bleef. Hij kwam haar weer tegen op FB en stuurde haar een uitnodiging. Ze zag ‘m en dacht: Leuk, maar nu even niet. Er gingen 3 jaar voorbij. Haar relatie liep vast. Iets wat ze al vanaf het begin had gevoeld en nu, na 8 jaar ook wist: hij gaf zich niet aan haar over. Nu niet. Nooit niet. Deelde zijn diepere gevoelens niet met haar. Gek eigenlijk, dacht ze nog, dat ik daar zo lang voor nodig had. Ze besloot te scheiden. Verkocht haar huis, ging kleiner wonen en probeerde meer spiritueel te gaan leven. Het alleen zijn viel haar de eerste maanden zwaar, maar voelde ook als een bevrijding.
Nu
Ja, ze was veranderd. Dat zag hij ook. Er was iets van rust over haar. Kwam dat door dat spirituele waar ze het net over had? Vroeg hij zich af. Hij was niet veel veranderd. Leek het. Nog steeds getrouwd. Een echte familieman. Een groot gezin met 3 kinderen. Waarin hij het middelpunt was. Dacht hij. Hij had geleerd hoe hij zijn innerlijke onrust kon verpakken in een zelf verzekerde buitenkant. Daar was hij ver mee gekomen. Alleen op de momenten dat hij echt alleen was, en die probeerde hij zoveel mogelijk te vermijden, voelde hij die onrust naar boven komen. Een allesoverheersende giftige mix van eenzaamheid, ongelukkigheid en zelfmedelijden. Op dat soort momenten keek hij vaak porno. De seksuele opwinding leidde hem af en de zelfbevrediging maakte hem rustig. Alsof het gif er uit moest. Letterlijk.
De ober bracht lachend (waarom lachte hij? het was een onechte, koude lach) koffie en verse jus. Wat was er anders aan hem? Vroeg ze zich af. Het gesprek kabbelde voort en hij vertelde enthousiast over zijn werk. Oninteressant, gaapte zij in gedachten. Intussen bekeek ze hem. Onbeschaamd. Voelde hoe zijn fysieke aanwezigheid haar aantrok. Ze stelde zich voor hoe hij zich voor haar uitkleedde. Hoe ze hem zou strelen. Nee. Ze had hem nooit eerder naakt gezien. Nooit eerder over gefantaseerd ook. Meestal was er een ander type man nodig om haar fantasie te prikkelen. Soms een vrouw. Soms was alleen al haar eigen beeld voor de spiegel genoeg om…Zijn ogen. In zijn ogen las ze onrust. Onzekerheid? Nee, echte onrust. Waarom? Waarvoor? Stroboscopisch flitsten de vragen door haar hoofd. Ze voelde nu ook zijn onrust en legde in een reflex haar hand op de zijne. Zijn huid voelde koel, een tikje klammig.
Het interesseert haar eigenlijk niet. Dacht hij nog, terwijl hij over zijn werk vertelde. Ze kijkt me wel aan, maar luistert niet. En ze kijkt niet. Nee ze be-kijkt me. Zoals mensen niet vaak naar me kijken. Het maakte hem onrustig. Hij zag dat ze dat voelde. Hij zag haar hand aankomen en landen op zijn hand. Hij wilde zijn hand wegtrekken, maar wilde dat ook weer niet. Hij wilde…Hij wilde in een keer zo veel. Zijn hand omdraaien en verstrengelen met haar hand. Haar warmte voelen. Haar vertellen over hoe hij snakte naar liefde. Echte liefde. Haar liefde. Haar aanraken. Strelen. Haar mond kussen. Die mond! Die gevoelige mond die zo mooi kon lachen en tegelijk zo verdrietig leek. Dat alles en nog veel meer wilde hij. Maar hij deed niets. Bleef versteend zitten. Een schaapachtige glimlach om zijn mond. Probeerde haar aan te kijken, zelfverzekerd, maar begreep dat die façade nu niet meer werkte. Schuldig keek hij langs haar heen, stond half op en hoorde zich zelf zeggen dat hij even naar het toilet moest en of zij misschien al wist wat ze ging bestellen. Haar hand bleef hulpeloos achter op de tafel.
Ze keek hem na. Verwonderd. Verbaasd. Verdrietig? Haar telefoon ging. Doordringend. Haar ene hand lag nog steeds afwachtend op tafel. Met haar andere hand pakte ze het witte doosje uit haar tas, opende het en hoorde meteen de dreigende stem in haar oor. “Je komt nu, jà?”. Klik. Er kwam iets gejaagds over haar. Ze greep haastig haar jas, liet de telefoon in haar tas glijden en schoof de stoel zo hard naar achteren dat hij met een droge klap achter haar neer viel. Alsof dat niet was gebeurd, alsof er om haar heen gesprekken niet gestopt waren, mensen geen verschrikte blikken op haar richten, rechtte ze haar rug en hoewel ze zou willen rennen, liep ze met grote beheerste passen het terras af, de drukke winkelstraat in. De lage zon bescheen de lege tafel. Het koffiekopje (halfvol en koud) en het glas jus (leeg) maakten met hun schaduwen een lange neus naar wat er gebeurd was. Ja, wat was er eigenlijk gebeurd?
Hij zat daar maar op het toilet en er allerlei gedachten schoten door zijn hoofd. ‘Dit, deze vrouw, deze ontmoeting veroorzaakt een rimpeling in mijn ziel. Ik voelde het (wat voelde ik?) en ik ging toch niet verder. Waarom was die ober ook zo vrolijk, zo vrolijk. Zo vrolijk ben ik nooit. Maar die ober was niet vrolijk, hij was juist boos. Waarom? Verwarrend. Die ogen. Haar ogen. Albasten ogen. De ogen van mijn moeder. Eindelijk geen verwijt uit die ogen, maar liefde. Gekwetst, beschadigd. Bang. Om weer gekwetst te worden? Haar mond. Lachend en ook bedroefd. “Waarom is mij dit aangedaan?” Waarom is haar dit aangedaan? Laat ons liefhebben. In hemelsnaam! En laat die ober maar blijven lachen. Laat ie de klere krijgen! De liefde. Overwint. Altijd”. Met een zucht trok hij zijn broek omhoog en hoorde hoe onder hem het water zijn gedachten wegspoelde.
Hij liep terug het terras op. Zijn hoofd leeg. Het terras leeg. Leeg? Leeg! “Uh” ontsnapte een beetje dommig uit zijn mond. Hij zag de achteruit gevallen stoel, de tafel waar zij net nog aan zaten. Alles was er nog, MAAR WAAR VERDOMME WAS LANA?
Lana
Ja, Lana. Zo heette ze. Lana Mertens. Een stevige, Belgische brunette met een paar pronte borsten. 37 jaar geleden geboren in Lanaken, ’n wat bleek Belgisch plaatsje net over de grens bij Maastricht. Zijn ogen gleden over de lege tafel. Hij voelde weer even de warmte van haar hand, een steek van spijt schoot door zijn borst. IK MOET HAAR VINDEN EN VERTELLEN WAT IK ECHT VOOR HAAR VOEL. De woorden vormden zich in zijn hoofd en vochten zich een weg naar zijn mond. Hij wilde het wel uitschreeuwen over het intussen bijna lege terras. Net op dat moment voelde hij de hand op zijn schouder. Geïrriteerd door deze plotselinge onderbreking van zijn voortrazende gedachtestroom, draaide hij zich met een ruk om.
Slalommend met grote passen ontweek ze het winkelend publiek. In haar hoofd herhaalden zich de woorden: “Je komt nu, jà?” Met name het scherpe, afgebetene van die “ja” maakte haar steeds onrustiger. Het wakkerde een vergeten angst aan. Er was een deurtje in haar hoofd open geschoten dat ze lang geleden had gesloten. ‘Waarom juist nu?’ dacht ze wanhopig. ‘Eerst maar pa bellen’ was de volgende, meer rationele gedachte. “Pa” is Lambert Mertens, een volbloed Belg, geboren 1931 in Wulmersum, een gat onder de rook van Tienen. Dreigde net als zijn vader z’n hele leven in de suikerfabriek van Tienen te moeten werken, totdat hij op zijn 40e besloot dat een Mertens meer kon dan alleen achter de lopende band staan, nam al z’n spaargeld op, trouwde met Lizzy en besloot samen met haar in de euforie van de huwelijksnacht om een camping in Lanaken te kopen. Waar ze beiden al vanaf hun jeugd kwamen. En waar Lana in 1976 geboren werd.
