Ochtendliefde

Ik kijk naar ze en voel dat hoe meer ik kijk hoe meer alle andere mensen om hen heen tot figurant worden. Hoe deze twee vrouwen voor nu even het onbetwiste middelpunt vormen van dit reisgezelschap.

7.30 uur. Spitsuur op Tilburg CS. Hoewel de herfstzon zijn best doet voelt het als een winterochtend. Het perron is vol met drentelende mensen. Zwijgend zien we de intercity uit Venlo binnenglijden. Drie rijtuigen! “Dat zijn er normaal twee keer zo veel”, mompelt iemand achter mij. Ik kijk, vergelijk en schrik van de hoeveelheid mensen in combinatie met de lengte van de trein. Maar zonder veel morren voegt iedereen zich voor de ingangen. Als geroutineerde ochtendforenzen stellen we ons op. OV-gehard. De deuren gaan sissend open en de trein stroomt vol. Ik besluit niet op zoek te gaan naar een zitplaats en blijf staan op het balkon. Ik maak mezelf klein in de nis naast de deur. Ingegeven door een zekere angst om er bij mijn halte niet meteen uit te kunnen. Denk ik. Bij de volgende halte stromen er nog meer mensen naar binnen. We schuiven nog dichter naar elkaar en ik sta nu zo dicht op de vrouw naast mij dat ik de haartjes op haar wang kan zien.  Ze heeft een licht gepoederde huid en ruikt  fris en geurig. Toch voelt het een beetje ongemakkelijk om zo in elkaars cirkel te zijn terwijl je daar geen van beiden om hebt gevraagd. Ik draai een beetje naar rechts zodat ik nu langs haar heen kan kijken. Er staan een mannetje of 15 op het balkon. Voor mij, met haar rug naar mij toe een vrouw met net gedouched haar. Het ruikt vochtig en naar oude kranten. Ik kan haar gezicht niet zien, maar ze drinkt yoghurt uit een kartonnetje en elke keer als haar hoofd iets verder naar achteren gaat om een slokje te nemen, zie ik de rouwrandjes onder de nagels van de vingers die het kartonnetje omklemmen en stuurt ze een wolkje oud papier mijn neusgaten in. Ik denk: de rouwrandjes kloppen met de oudpapier lucht en met dit nutteloze inzicht draai ik weer iets terug naar links, nu voorbij het poedergezicht en zie dat in de nis aan de andere kant van de deur een stelletje staat. Hij heeft een rond, onregelmatig behaard gezicht en neemt nu en dan teugjes uit een blikje. Zij staat naar hem toe gekeerd, ze is een beetje alternatief, en hoewel ik haar gezicht niet kan zien, heeft ze een zachte uitstraling. Haar hand heeft zij bij zijn gezicht. Haar vingers kroelen door zijn baardje. Hij kijkt haar verliefd aan en kust met zijn natte lippen haar geopende hand. Zij maakt een zacht geluidje en er trekt een lichte siddering door haar lichaam, alsof de kus een stroomstootje door haar heen stuurt. Mooi ritueel. Mijn blik dwaalt verder over het volle balkon. Er is een man met een grote grijs-gespikkelde baard en stijl naar achtergeplakte dito haren-type Eric Corton- die, heel stoer, met één arm geleund tegen de wand, hardnekkig probeert met de andere arm ruimte te maken om zijn krant te lezen. De krant slaat steeds dubbel, maar hij klapt hem elke keer weer dapper terug en probeert dan snel een kop te snellen. Tegenover hem bij de andere wand een vrouw die maar één ding doet: zeer triestig en eenzaam voor zich uitstaren, een beeld wat nog versterkt wordt door haar sterk naar beneden gebogen mondhoeken. Ze oogt liefdeloos. Ze hangt ook meer dan dat ze leunt en detoneert op een pijnlijke manier met de omgeving. In het midden van al deze en een helehoop andere, minder opvallende mensen staan twee stevige maar wat kleinere vrouwen. Ik kijk naar ze en voel dat hoe meer ik kijk hoe meer alle andere mensen om hen heen tot figurant worden. Hoe deze twee vrouwen voor nu even het onbetwiste middelpunt vormen van dit reisgezelschap. De oudere vrouw schat ik midden 60. Ze heeft een vlezig, neutraal gezicht, een paar dunne lijnen om haar mond en ogen verraden haar leeftijd. Haar haar is plat boven op haar hoofd maar valt in korte golfjes om haar gezicht. Het is kastanjebruin en duidelijk al wat dunner bij de kruin, maar zeker nog niet grijs. Of geverfd misschien? Haar neus is plat en onnederlands breed, haar grote donkerbruine ogen zijn gericht op de vrouw voor haar. Ze lacht haar voortdurend toe. Zij, die toegelacht wordt maar allesbehalve teruglacht, is duidelijk een aantal jaren jonger, misschien 30. Ik zie haar schuin van achteren. Ze heeft een lichtbruine huid. Lichte strepen in goudbruin haar. Lange zwarte wimpers. De hand waarmee ze de stang vasthoudt is vlak bij mijn hoofd. Ik kijk naar die hand. Een vrouwenhand, onmiskenbaar zacht. Korte, kleine nagels, niet geverfd. Bijna de hand van een kind, denk ik. Onwillekeurig richt ik mijn blik weer op haar gezicht. Alsof ze het merkt draait ze zich naar mij om. Ik kijk in twee zachte, lichtbruine ogen. Er is even een moment van contact. Het is maar kort want meteen voel ik de blik van de oudere vrouw op mij gericht. Ik kijk haar, nu voor het eerst, echt aan en voel meteen dat dit de moeder is van de jongere vrouw. Haar dochter draait zich meteen weer terug, alsof ze dwingende blik van de moeder ook voelde en beiden kijken elkaar nu aan. Even, heel kort maar, is er geen lach op het gezicht van de moeder. De dochter zegt iets wat ik niet kan zien, maar ik zie aan de moeder dat het haar geruststelt. De glimlach op haar gezicht is weer terug. De trein is intussen vertrokken, laveert over de verschillende wissels en maakt opeens een zwieper naar rechts. De moeder, die zich nergens aan kan vasthouden, wordt naar voren geworpen in…ik wilde schrijven: ..”in de armen van haar dochter”, maar die lijkt  geen enkel initiatief te vertonen om haar moeder op te vangen. De moeder valt half tegen haar aan en lacht opnieuw. Nu nog harder. De dochter kijkt weg nu. Haar blik: Boos? Teleurgesteld? Geïrriteerd? Zij zegt nu een paar woorden tegen haar dochter. Die blijft wegkijken maar geeft met een korte knik van haar hoofd aan dat ze het gehoord heeft. De trein maakt weer een zwieper, nu de andere kant op waardoor de dochter in de armen van haar moeder geworpen wordt. Grappig. Zij vangt haar ook niet op, zodat beide vrouwen opnieuw tegen elkaar aan botsen. Weer die lach van de moeder. En jawel, nu ook een –zij het nog verlegen, onderdrukt- schaamtevol lachje van de dochter. Alsof ze wil zeggen: “Ja, dit is mijn moeder, ze kan er ook niets aan doen, maar toch houd ik van d’r”, zoiets. Het lijkt wel of er even wat veranderd is. Mischien maar tijdelijk, misschien maar een milliseconde, maar even is er verbinding geweest. Begrip. Vergeving van elkaars fouten. Acceptatie van de ander. Opnieuw is er oogcontact tussen beiden. Nu pas zie ik de liefde van de dochter, weerspiegeld in de ogen van de moeder.
De deuren klikken open, de mensenmassa stroomt naar buiten. Moeder en dochter hebben de trein verlaten. Over de hoofden van de mensen heen zie ik nog net hoe de moeder haar arm onder de arm van haar dochter schuift. Ik zie alleen hun hoofden nu nog, en hoewel het lijkt alsof ze eerst zich wil los trekken, wil ontrekken aan die moederliefde, zie ik dat de dochter haar hoofd iets naar rechts buigt en haar moeder een voorzichtige kus geeft op haar wang.

Een mooi begin van deze doordeweekse dinsdag.

Een gedachte over “Ochtendliefde

Geef een reactie op Lena Sohier Reactie annuleren