Iets vergeten voor het eten. Ik spring op mijn fiets –het is koud, een snijdende wind- en rijd naar de supermarkt om de hoek. Van veraf zie ik hem al staan. Strategisch opgesteld tussen winkelwagentjes en ingang. Zijn kraag hoog opgetrokken, de krantjes stevig dubbelgevouwen onder zijn arm. Ik kijk ‘m in het voorbij rijden half aan. Hij heeft mooie bruine ogen. Vriendelijk. Altijd vriendelijk. Zomer. Winter. Zon. Geen zon. Verdomme, denk ik, wanneer heb ik ‘m voor het laatst wat gegeven? Ik gooi mijn fiets op slot en zoek in mijn portemonnee. Eén euro? Twee euro? Het wordt de euro. Ik stop het muntje in zijn grote bruine hand, voel even de warmte van een ver zuideuropees land. Onze blikken kruisen elkaar. Ik weet eigenlijk niet hoe ik moet kijken. Blij? Opgewekt? Ik verwacht dat hij mij een krantje wil aanbieden, maar ze blijven onder zijn arm. Blijkbaar had hij in mijn blije blik ook gelezen dat ik er niets voor terugwilde, voor die ene euro. Licht schuldig –waarom?- loop ik de supermarkt binnen. Na 5 minuten sta ik alweer buiten, haal mijn fiets van het slot. En passeer hem opnieuw. Hij kijkt mij nu zo stralend en open aan dat ik me echt schuldig voel (teveel, teveel liefde voor 1 euro, protesteert mijn geest). Met zijn ogen en zijn brede glimlach wenst hij mij een fijne dag. Dankbaar neem ik zijn liefde, hoe moet ik het anders omschrijven, in ontvangst. Ik fiets verder. Blij, maar ook lichtelijk verward: ook zonder die euro –weet ik- had hij mij die fijne dag toegewenst….

Wat herkenbaar. De worsteling tussen wel iets geven / niets geven. Medelevendheid tonen of juist schaamteloos met je volle boodschappenkar langs rijden. Daarmee het verschil tussen welvaart en armoede onderstrepend. Ik weet dat veel mensen deze worsteling voelen, niet wetend wat het beste is….
LikeLike